
De spelletjes die de vriendengroep van de Adelaarsweg in Amsterdam Noord speelden, waren lessen voor het leven. Ze bestonden uit spel en competitie. Je beleefde de euforie van het succes en het verdriet om verlies. Waarom deze overpeinzing?
Wel dat heeft te maken met judo. In ons gezin werd judo niet gepraktiseerd. Dat werden wel andere zaken die vooral met de kerk hadden te maken. Twee vriendjes uit de groep, ik schat dat we een jaar of twaalf waren, ‘zaten op judo’. En zoals alle fanatieke sporters kregen zij ook iets over zich van zendelingen met een missie. Iedereen moest en zou op judo. Ik ook. Eigenlijk de hele groep. Nee, niet op een club.
Die twee vriendjes zouden ons wel even leren wat judo was, welke grepen je kon toepassen en hoe je moest vallen. Hoe het kwam weet ik niet meer, maar de verdeling grepen – vallen klopte niet. Die twee grepen en de ‘leerlingen’ vielen. Ik herinner me dat tijdens hun lessen vooral gevallen werd. Je moest met je arm naast je lichaam op de grond slaan of zoiets. Waarom dat moest, weet ik niet meer, wel dat grindpaden daarvoor niet erg geschikt zijn.
Toen we zover waren geïndoctrineerd dat we eigenlijk ook wel ‘op judo’ wilden, stelden ze eerst een bezoek aan hun judoles voor. De lessen vonden ’s avonds plaats in de kantine van de ADM, de Amsterdamse Droogdok Maatschappij aan de Meeuwenlaan. Kijk nu komt ook Dok 4 in beeld.
De avond dat ik voor het eerst getuige mocht zijn (privilege!) van de sportieve prestaties van mijn vriendjes, verveelde ik me als kijker te pletter. Dus wat deed ik? Ik sloop tijdens een time out stiekem de kantine uit om over het ADM-terrein te slenteren. Want wanneer kon dat nou? Het was er doodstil, niemand die me tegenhield. Ik zwierf en zwierf en onverwacht stond ik voor de ingang van Dok 4, het grootste droogdok van de ADM.
Via een soort loopbrug stond ik plotseling, nee niet naast, ik stond ónder een schip in het droogdok. Het was gigantisch. Ik had het idee dat het honderden meters lang was. Ik stond in een immense zaal. Het plafond, zo’n twee meter boven mijn hoofd, was de kiel van het schip, waarvan ik de naam op dat moment niet wist natuurlijk. De sensatie die ik toen onderging is met geen toetsenbord te beschrijven. Ik voelde me wel een beetje schuldig, maar dat ging al gauw over want ik werd niet ontdekt.
Toen ik deze sensationele ontmoeting later beschreef, kon men mij ook vertellen welk schip in Dok 4 lag, namelijk de Johan van Oldenbarnevelt. Nu kan ik hier wel de tragische geschiedenis van het schip gaan vertellen, maar dat helpt niet het verhaal geloofwaardig te maken. Bijna niemand geloofde me. Kon me niks schelen, nog niet. Als ik het zelf maar geloof. Bij deze.
Dick de Scally
© 2025 Dick de Scally. Op deze publicatie berust auteursrecht.
Een column van Dick de Scally
Dick schrijft zijn columns geheel op eigen titel.
Overzicht van Dick zijn columns.
Gerelateerd: